Origineel is het niet echt, een opiniestuk presenteren
waarin je stelt dat “vakbonden ouderwets en voorbijgestreefd” zijn. Vaak worden
telkens dezelfde argumenten aangehaald: die argumenten waar ook CEO Jeroen Lemaire mee begint: de vakbonden zouden spreken over de problemen in de wereld, over
armoede, over uitbuiting, terwijl volgens Lemaire “de statistieken” een ander
beeld zouden tonen. Hij noemt het zelfs een kwestie van “smaak”.
Ik ben benieuwd naar die statistieken en feiten die de smaak
van Jeroen Lemaire bepalen. Als syndicalist vind ik het weinig smaakvol dat de
Belgische pensioenen, zeker in de privé, tot de laagste in Europa horen. Even
smaakloos vond ik de manier waarop ouderen in private rusthuizen in
erbarmelijke omstandigheden moeten leven, of hoe veel werkenden ziek worden
door stress en werkdruk terwijl zovele anderen geen job vinden. Weinig smaak
ook in het feit dat de grootste Belgische bedrijven nauwelijks belastingen
betalen op hun recordwinsten, maar het wegsluizen naar hun aandeelhouders en
naar belastingparadijzen, terwijl de noden in onderwijs, gezondheidszorg,
infrastructuur,… zo ontzettend hoog zijn. Ik ben blij dat er vakbonden zijn die
zich daarrond organiseren. Maar goed, smaken verschillen.
Maar Jeroen Lemaire brengt ook een origineler argument naar
voren: hij maakt zich zorgen over de gigantische gevolgen van robotisering,
automatisering en nieuwe technologieën op onze arbeidsmarkt. Hij wil graag een
pint drinken met een syndicalist die daar al twee minuten bij heeft
stilgestaan. Wel, Jeroen: wanneer spreken we af? Want als syndicalist deel ik
je zorgen...
De ontwikkeling van de technologie zorgt voor grote
veranderingen in de arbeidsmarkt. En onder het kapitalisme is dat altijd zo
geweest: in de vroege 19de eeuw werd handwerk geleidelijk aan
vervangen door machines aangedreven door stoomkracht, en later elektriciteit. De
ontwikkeling van computers in de tweede helft van de 20ste eeuw
zorgde in veel sectoren voor automatisering en compleet gewijzigde
productieprocessen. Voor werknemers die hun werkomgeving zo zien veranderen is
dat vaak een reden voor grote ongerustheid: wat zal er met hen gebeuren? Soms
uitte dit zich in een sterke vijandigheid tegen de nieuwe technologie: de
Luddisten uit de 19de eeuw sloegen stoommachines aan diggelen in een
wanhopige poging de vooruitgang te stoppen: tevergeefs.
En die angst is begrijpelijk: vaak was het immers niet
duidelijk wie zijn voordeel zou doen bij de nieuwe technologie. Vakbonden zijn
de manier waarop de werkende bevolking zich georganiseerd heeft om te
verkrijgen dat ook zij een deel van de opbrengsten zouden krijgen. Zo werken we
vandaag de dag geen 12, 14 of 16u per dag meer, maar verkregen we de 8-urendag.
Vandaag leeft een arbeider in veel betere levensomstandigheden dan zijn 19e-eeuwse
voorganger. En nochtans produceert hij in die 8 werkuren veel meer rijkdom en
winsten voor zijn werkgever, dan de 16 uur werk in de 19de eeuw hadden
opgeleverd. Technologie heeft dus het potentieel om de maatschappij welvarender
te maken, maar vakbonden zijn nodig om die welvaart rechtvaardig te verdelen.
Zo ook met de nieuwe robots, technologieën en
digitalisering. Het potentieel is gigantisch. We zullen allemaal samen steeds
minder uren moeten werken, en meer rijkdom produceren dan ooit tevoren. De
centrale vraag is echter: wie zal hiervan profiteren? Werkenden zullen zich
moeten organiseren om mee te profiteren, zoals ze altijd al gedaan hebben.
Als er minder werk is, laten we het dan herverdelen: minder
werkuren voor de werkenden, en eindelijk een job voor werklozen. Laten we ook
een deel van de rijkdommen gebruiken om de noden te ledigen in het onderwijs,
gezondheidszorg, openbaar vervoer en andere openbare diensten. Laten we volop
inzetten op onderzoek om te zorgen dat we dat alles kunnen produceren op een
ecologisch minder belastende wijze. Kortom, laten we de technologie inzetten
zodat iedereen er beter van wordt. Laat dat nu één van de hoofdbestaansredenen
zijn van een vakbond. Vroeger, én vandaag!