donderdag 31 juli 2014

Het Vlaams Regeerakkoord: wat het is, en hoe het te bestrijden?

Dat het regeerakkoord[1] van de nieuwe Vlaamse coalitie van NVA, CD&V en Open-VLD vol zou staan met aanvallen, asociale maatregelen en het verder afbouwen van de verworvenheden van de arbeidersbeweging stond in de sterren geschreven. De hele tekst leest als een open oorlogsverklaring aan de werkende bevolking, jongeren en mensen die leven van een vervangingsinkomen. De grondtoon is duidelijk: het opdrijven van de besparingen en privatiseringen, en de factuur van de crisis voorleggen aan de meerderheid van de bevolking.

De regering “Bourgeois I” doet haar uiterste best om haar naam alle eer aan te doen. “We zullen met z’n allen inspanningen moeten leveren. Zeker de eerste twee jaar zal iedereen dat voelen”[2], opent het regeerakkoord. De toon is meteen gezet. Het is duidelijk dat onder “allen” zeker niet de ondernemers, multinationals en superrijken worden begrepen: in elk hoofdstuk wordt krampachtig gezocht naar manieren om duidelijk te maken dat dit een regering is van de bazen en de rijken: zelfs in de hoofdstukken over cultuur en welzijn slaagt men er in een zinsnede over het belang van steun aan ondernemers toe te voegen. Bij VOKA zullen er wel enkele traantjes van ontroering worden weggepinkt…

“Stimuleren van het ondernemen”: lage lonen en jacht op de werklozen
En het blijft niet enkel bij woorden: in die domeinen waar Vlaanderen bevoegd is, onder meer na de 6de staatshervorming, kiest de regering resoluut om de belangen van het bedrijfsleven te verdedigen, ten koste van de meerderheid van de bevolking. Er wordt zwaar het mes gezet in de mogelijkheden rond loopbaanonderbreking: de niet-thematische verlofstelsels verdwijnen. Dit is al langer een eis van het patronaat: ondanks dat de loopbanen van Belgische werknemers steeds zwaarder, langer en stresserender worden, willen de bedrijfsleiders af van de mogelijkheid voor werknemers om in beperkte mate eens een pauze te nemen. Enkel een paar specifieke vormen van loopbaanonderbreking, bijvoorbeeld voor de zorg voor een zwaar ziek familielid, zullen in de toekomst nog mogelijk blijven, de rest wordt afgeschaft.

Verder legt de Vlaamse regering bij haar arbeidsmarktbeleid de nadruk op het zoeken naar manieren om de “loonkosten verder te drukken”[3]. Opnieuw wordt de illusie gecreëerd dat lagere loonkosten zouden leiden tot meer jobs, laat staan kwaliteitsvolle en zekere jobs…

Ook de nieuwe bevoegdheden rond de controle op de werkloosheid wil de Vlaamse regering op dezelfde manier invullen. Bij de uitkeringen gaat het voor de Vlaamse regering vooral om “activering, controle en sanctionering”[4]. Werklozen en anderen die van een vervangingsinkomen leven worden op die manier opnieuw gestigmatiseerd, en persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor hun situatie: over “sancties en controle” op de bedrijven die herstructureren en die weigeren verder mensen aan te werven wordt niet gesproken…

Maar het gaat verder dan een verscherping van de controles: de nieuwe Vlaamse regering wil een systeem van gemeenschapsdienst en goedkope tijdelijke werkervaring invoeren voor werklozen[5]. Werklozen en uitkeringstrekkers kunnen dus verplicht worden in ruil voor hun uitkering te werken: een zeer drieste maatregel, gelet op de verdere afbouw van het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid die de nieuwe coalitie wil doorvoeren. Zullen contractuele ambtenaren die hun baan verliezen bij de Vlaamse overheid in de toekomst verplicht worden dezelfde job uit te oefenen in ruil voor hun werkloosheidsuitkering?

De Vlaamse regering verwezenlijkt hiermee één van de dromen van het Vlaamse KMO-patronaat: het invoeren van een “Duits arbeidsmarktmodel” van lage lonen en werklozen die verplicht worden te werken voor hun uitkering, aangevuld met een kleine extra vergoeding van 1 euro per uur. Het resultaat is dat in Duitsland 6,8% van de werkenden onder de armoedegrens leeft (meer dan 1,3 miljoen werkenden), en dat 20% van de Duitsers minder verdient dan 10€ per uur bruto. Werklozen krijgen een uitkering van 351€ per maand, en zijn verplicht gelijk welke job aan te nemen die wordt aangeboden, inclusief banen waarbij ze slechts 1€ per uur verdienen bovenop hun uitkering! Is dat het perspectief dat de regering Bourgeois ons ook in Vlaanderen wil bieden?

Brutale aanvallen op openbare diensten en verworvenheden
Ook onze openbare diensten en verworvenheden liggen onder vuur. De regering Bourgeois voorziet een grondige hervorming van de Vlaamse overheid, met als hoofddoel het verminderen van het aantal werkplaatsen bij de overheid, en het afstoten van de “niet-kerntaken” van de overheid. Concreet betekent het verder verminderen van het aantal ambtenaren, en het uitbesteden van taken zoals schoonmaak, ICT, onderhoud,… aan private firma’s. Hoewel de Vlaamse onderhandelaars spreken over een meer “efficiënte” overheid, is de situatie op het terrein anders. Tijdens de vorige regeerperiode verdwenen reeds 2.160 arbeidsplaatsen bij de Vlaamse overheid[6], een inkrimping van 7,5% tegenover het begin van de vorige legislatuur. Dit leidde reeds tot acute personeelstekorten bij diensten zoals VDAB, Jeugdzorg en het MRCC, dat reddingen op zee organiseert. Het is één zaak om voor propagandistische doeleinden een ideologische aanval te organiseren op het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid, het is blijkbaar een heel andere zaak om die overheidsdiensten daarna nog verder degelijk te laten functioneren. Het verder besparen op overheidsdiensten leidt tot meer werkdruk bij de overblijvende ambtenaren, en zorgt ervoor dat de dienstverlening ernstig in gevaar komt.

Hetzelfde met de mythe dat het afbouwen van de “niet-kerntaken” van de Vlaamse overheid zou leiden tot besparingen en een beter functioneren. Dit soort redenering heeft geleid tot een inflatie van de kosten voor externe consultants en private bedrijven binnen de Vlaamse overheid. Zo werden de besparingen en afvloeiingen bij de VDAB opgevangen door het in dienst nemen van externe private arbeidsbemiddelaars. Tussen 2005 en 2012 verviervoudigde het budget voor externe opdrachten, van 23,9 miljoen € naar 100,5 miljoen €[7]. Maar liefst één derde van de middelen van de dienst gaat nu naar externe bemiddelaars. Dit is een veelvoud van de besparing van 22 miljoen die de recente afvloeiingen bij de VDAB moesten opleveren. In de talrijke rapporten die reeds werden opgesteld over deze uitbesteding kon nog geen enkele keer worden aangetoond dat de privatisering goedkoper en efficiënter is dan dezelfde taken met eigen personeel te doen. Of, zoals een rapport van de consultants DLA Piper en Idea Consult in 2009 het zelf beschreef: “De beslissing van het inzetten van de markt is niet gebaseerd op een efficiëntievraagstuk, maar wordt gestuurd door een vraag vanuit het beleid waarbij middelen worden vrijgemaakt en deze integraal getendeerd worden. Er wordt onvoldoende in overweging genomen of de VDAB dan wel de markt efficiënter is om de doelgroep in kwestie te begeleiden, bijvoorbeeld op basis van een vergelijking van de uitstroomresultaten en de inspanningen die geleverd werden om deze te bereiken (gemaakte kosten).”[8] Kortom: het is een fabel dat snijden in de middelen voor personeel en werking van de overheid leidt tot een betere en meer efficiënte dienstverlening: enkel de private bedrijven die een deel van de koek die de overheid laat liggen kunnen meepikken profiteren er van.

Toch gaat de regering Bourgeois I verder op deze weg. Tientallen fusies en hervormingen bij diensten van de Vlaamse overheid zijn gepland, vooral met de doelstelling om verder te kunnen besparen, en personeel te laten afvloeien. Bovendien stelt het regeerakkoord dat de Vlaamse overheid moet kunnen beroep doen op uitzendarbeid “onder dezelfde voorwaarden als ondernemingen in de privésector”.[9] Bovendien wil de Vlaamse regering werk maken van een “modern HR-beleid”. Dergelijke formuleringen hebben bij vorige hervormingen vooral tot doel gehad een personeelsbeleid in te voeren dat gebaseerd is op individuele verloningen en promoties, en waarbij gewaarborgde carrièremogelijkheden worden afgebouwd, denk maar aan de hervormingen van Hendrik Bogaert bij de federale overheid. Voor de meerderheid van de ambtenaren betekent dit nog meer afhankelijk zijn van de wensen en grillen van het diensthoofd, en een serieuze inlevering op het gebied van promoties.

Besparen op alle bestuursniveaus
Maar ook op andere bestuursniveaus moet er bespaard worden: de provincies worden afgebouwd, de zogenaamde “persoonsgebonden bevoegdheden” (zoals sport, jeugd, cultuur en onderwijs) verdwijnen, en in de grootste steden worden zelfs alle provinciale bevoegdheden weggenomen. Op zich zijn socialisten geen absolute voorstanders van het systeem van de provincies in ons land, maar we vragen ons wel af op welke manier de dienstverlening die ze aanboden kan gegarandeerd blijven, en wat er moet gebeuren met het personeel dat hiervoor moest instaan. Op die punten blijft het Vlaams regeerakkoord opvallend vaag.

Bij de gemeenten is de teneur echter een stuk duidelijker: de Vlaamse overheid stelt de gemeenten meer “autonomie” te willen geven. In de praktijk is deze autonomie vooral het doorschuiven van de verantwoordelijkheid voor de besparingen naar het niveau van de steden en gemeenten. Deze krijgen dan ook alle mogelijkheden aangeboden om de aanvallen zo efficiënt mogelijk door te voeren: “gekleurde” middelen voor integratie, bestrijding kinderarmoede, ondersteuning van het onderwijs, maar ook voor het OCMW, worden geïntegreerd in de “gewone” gemeentebegroting[10]. Gemeenten krijgen dus veel meer mogelijkheden om zelf te besparen op sociale uitgaven, indien ze dit wensen. Steden en gemeenten krijgen het makkelijker om afvalophaling en energiedistributie te privatiseren[11], en individuele gemeenten krijgen zelfs de kans zelfstandig het statuut van hun personeel uit te hollen[12]. We denken hierbij meteen aan de besparingen bij de lokale besturen na de gemeenteraadsverkiezingen van 2012: krijgen we de komende jaren een inflatie aan aanvallen zoals die bij het stadspersoneel in Gent en Antwerpen, of de afvalophaling in Sint-Niklaas? De Vlaamse regering heeft in elk geval besloten om die steden en gemeenten die harder willen doorgaan met afbreken van hun voorzieningen stevig te ondersteunen, aanvallen die daarna kunnen worden veralgemeend naar heel het land. Of, zoals Bart De Wevers’ favoriete filosoof Edmund Burke het verwoordde: “Met het knagen door een dijk, kan een rat zelfs een heel land doen verdrinken”. Er zal dus stevig moeten gereageerd worden op elke lokale aanval op de “dijk” van het lokaal personeelsstatuut.

Ook verder besparen op onderwijs, openbaar vervoer en welzijn
Men kan de nieuwe Vlaamse regering er alleszins niet van beschuldigen haar besparingen niet op alle beleidsdomeinen tegelijkertijd in te zetten. In twee van de drie grootste uitgavenposten van de overheid, onderwijs en openbaar vervoer, leest de regeerverklaring als een open oorlogsverklaring aan het personeel en de gebruikers van deze voorzieningen. Maar ook in de derde van de drie grote uitgavenposten, de welzijnssector, zullen de gevolgen van de besparingen gevoeld worden.

Eén van de grote problemen in de welzijnssector is het gebrek aan personeel en plaatsen in instellingen voor mensen met een handicap, ouderen en andere zorgbehoevenden, resulterend in enorme wachtlijsten. Recent nog bekwamen twee motorisch gehandicapte vrouwen van de rechter dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap verplicht werd hen een opvangplaats te voorzien. Niets daarover in het Vlaams regeerakkoord: geen engagementen om te voorzien in meer instellingen en plaatsen voor zorgbehoevenden, geen antwoorden op de personeelstekorten. Wel wordt er op het gebied van welzijn gesproken over het stimuleren van het “sociaal ondernemen”[13], een notie die ook onder het initiatief “Flanders Care” van de vorige regering opgang maakte. Het gaat om het idee dat bedrijven ook een rol kunnen spelen in de organisatie van de welzijnssector, en dat het uitbouwen, organiseren en uitbaten van zorginstellingen niet enkel door de overheid en vzw’s moet gebeuren, maar dat ook commerciële bedrijven hiervoor kunnen zorgen. Deze manier van werken kwam recent nog onder de aandacht toen de uitbating van het nieuwe Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent, weliswaar door de Federale regering, werd toegewezen aan een consortium rond de Franse multinational Sodexo[14]. Er kwam veel kritiek op deze toewijzing, vooral omdat Sodexo in het buitenland reeds een bedenkelijke reputatie heeft bij de uitbating van dergelijke initiatieven[15]. Krijgen we binnenkort ook in Vlaanderen Sodexo-rusthuizen en opvanghuizen, waarin de zorg ondergeschikt is aan de winstmarges, en waarin de vakbonden van het personeel vogelvrij worden verklaard?

De taal die de nieuwe Vlaamse regering spreekt over het openbaar vervoer is zeer duidelijk: er wordt afgestapt van het idee van “basismobiliteit”, namelijk dat elke Vlaming recht heeft op degelijk openbaar vervoer, waar hij/zij ook woont. In het regeerakkoord wordt een nieuw concept ingevoerd: “basisbereikbaarheid”[16].

De betekenis van dit concept wordt onmiddellijk verduidelijkt in de daarop volgende alinea’s van de tekst: busvervoer in minder dicht bevolkte gebieden wordt afgebouwd, en vervangen door de veel minder toegankelijke belbussen of taxi’s[17]. Deze belbussen moeten de passagiers dan naar de voorsteden van de grotere agglomeraties brengen, waar ze aansluiting kunnen vinden met de rest van het netwerk. Minder frequent en minder interessante vervoersverbindingen worden dus de regel voor al wie niet in de buurt van een grote stad woont. Nachtvervoer in de steden wordt georganiseerd door “cofinanciering”[18] van bedrijven, en met hogere tarieven dan het reguliere dagvervoer. Heel wat goedkope of gratis abonnementsformules, zoals voor jongeren, 65+-ers en andere groepen worden afgeschaft, en de “kostendekkingsgraad”, het aandeel in de reële kost dat wordt betaald door de reiziger zelf, gaat omhoog. Ook De Lijn krijgt meer vrijheid om haar tarieven te verhogen wanneer ze nieuwe besparingen te slikken krijgt, en de tarieven worden afgestemd op het buitenland.[19] Wetende dat in de meeste andere Europese landen busvervoer steeds vaker geprivatiseerd werd, en fors duurder werd, weten we waaraan we ons kunnen verwachten met zo’n “vergelijking”. 
Ook het onderwijs gaat moeilijke jaren tegemoet. Opnieuw wordt geen enkel engagement aangegaan om de jarenlange onderfinanciering van personeel, gebouwen en werkingsmiddelen uit het verleden teniet te doen, maar wordt, net zoals in de zorgsector, de deur voor de privésector naar het leerplichtonderwijs verder opengezet, vooral bij het bouwen van scholen: de Vlaamse regering gaat immers op zoek naar “alternatieve financieringsbronnen” voor het nijpend gebrek aan schoolinfrastructuur.[20] Het enige belang hierbij is de “impact op de schuldgraad” van de Vlaamse overheid, de kostprijs, kwaliteit en gevolgen voor de scholen zijn blijkbaar van geen tel. Vandaag zijn er scholen die nu al niet meer toekomen met hun werkingsmiddelen om de kostprijs van PPS-constructies uit het verleden te financieren.

Maar er zijn nog meer donkere wolken op komst voor het leerplichtonderwijs. De volgende Vlaamse regering wel werk maken van een basistoelage die “gelijk is op basis van niveau en studierichting”[21]. In het leerplichtonderwijs van de Franstalige gemeenschap werd deze operatie vorig jaar reeds doorgevoerd: het resultaat was een sterke verlaging van de middelen voor het gemeenschapsonderwijs tot het (lagere) niveau van het vrij onderwijs. Blijkbaar is zelfs de NVA bereid om te leren van de PS in Wallonië als het gaat om creatief besparen… Tenslotte worden pedagogische begeleidingsdiensten gericht op de leerlingen verder afgebouwd[22], en krijgen meer individuele scholen meer “verantwoordelijkheid” over hun eigen organisatie. Net zoals bij de zorg en het openbaar vervoer wil in dit in tijden van besparingen vooral zeggen dat de schooldirectie zelf verantwoordelijk wordt voor het doorvoeren van de besparingen. De verzuchtingen van leerkrachten, die te lijden hebben onder een gebrek aan ondersteuning, die steeds meer administratieve en andere taken moeten opnemen, en die – vooral in de eerste jaren van de loopbaan – vaak te maken hebben met onzekerheid en instabiliteit van hun werksituatie worden enkel beantwoord door het “invoeren van een niet-bindende toelatingsproef” voor de lerarenopleiding[23]. Alle andere verzuchtingen worden op de lange baan geschoven door het in het vooruitzicht stellen van een nieuw “pact”, zonder enige vorm van garanties. Dit is het zelfde verhaaltje dat de vorige Vlaamse regeringen al jaren opbrengen bij alle vorige CAO’s in het onderwijs: veel gepraat en analyses over de problemen, geen oplossingen, omdat de financiering ervoor ontbreekt.

De aanvallen op het hoger onderwijs zijn mogelijks nog groter en directer. Er komt een veralgemeende verplichte toelatingsproef voor het hoger onderwijs. In eerste instantie is deze niet-bindend, maar het verhaal van de rat en de dijk in het achterhoofd, en de ervaringen met de salamitactiek van het doorvoeren van besparingen in kleine opeenvolgende delen, is het slechts een kwestie van tijd alvorens deze toelatingsproef effectief bindend wordt[24]. Dit vooral omdat ook in deze sector de instellingen zèlf verantwoordelijk worden gesteld voor het opvangen van de besparingen die de Vlaamse regering wil doorvoeren.

In de media verscheen hierover reeds de discussie over de werkingsmiddelen van hogescholen en universiteiten die zouden worden ingeperkt. Concrete cijfer staan er niet in het regeerakkoord, maar er wordt gesproken over 5% van de werkingsmiddelen, of een besparing van ongeveer 80 tot 100 miljoen € per jaar voor het hele hoger onderwijs. In ruil laat de Vlaamse overheid de universiteiten en hogescholen toe om deze aderlating op te vangen door een schijnbaar onbeperkte verhoging van de inschrijvingsgelden toe te staan. Om een dergelijke besparing op te vangen, zal een kleine verhoging niet volstaan, de inschrijvingsgelden moeten verdubbelen of verdrievoudigen, lieten de universiteiten reeds weten[25]. Indien deze verhoging niet wordt behaald, moet er sterk bespaard worden op personeel en werking van de instellingen zelf, twee uitgavenposten die nu reeds sterk onder druk staan door tekorten.
Deze manier van werken, en vooral het reeds in de media brengen van de concrete omvang van de te verwachten besparing, is een pure provocatie en een test van deze Vlaamse regering. Ze wil kijken in hoe verre personeel en studenten tegen elkaar kunnen worden opgezet bij het doorvoeren van besparingen die uiteindelijk iedereen zullen testen. Het is belangrijk dat de instellingen, maar vooral de studenten en vakbonden van het personeel krachtig reageren, en deze provocatieve aanval afwijzen met een gemeenschappelijk verzet.

Ook wil de Vlaamse regering het aantal studierichtingen verder “rationaliseren” of beperken[26], en komt er een herwerking van het financieringsmodel. De mededelingen in de pers rond het afbouwen van de basisfinanciering in het hoger onderwijs laat hierover het sterkste vermoeden. Opvallend is trouwens dat er met geen woord wordt gerept over het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan de hoger onderwijsinstellingen, behalve dan dat de financiers IWT, Hercules en FWO moeten besparen op hun werking door de fusioneren. De aandacht voor het wetenschappelijk onderzoek gaat enkel naar het “Innovatiebeleid”, subsidiëring van direct toepasbare technologieën in de industrie, en steun aan bedrijven. De bevoegdheid “Wetenschapsbeleid” verdwijnt trouwens uit de regering: geen enkele van de nieuwe Vlaamse ministers krijgt deze “titel” toegemeten.

Wat staat er niet in het regeerakkoord?
Dit artikel is te kort om een volledige opsomming te maken van alle asociale maatregelen en besparingen die de volgende Vlaamse regering nog voorstelt. Zo krijgen migranten strengere controles op hun “inburgeringstrajecten”[27], wordt het werken met dienstencheques voor de bedrijven nog verder versoepeld[28], verminderen de subsidies voor het onderzoek naar hernieuwbare energiebronnen[29], wordt de leegstandsheffing voor immobiliënspeculanten “versoepeld”[30] en worden ook bij de VRT nieuwe stevige besparingen aangekondigd[31].

Veel belangrijker zijn dan nog die aspecten waarvoor de Vlaamse regering géén aandacht heeft in haar regeringsverklaring. We spraken al over het feit dat de notie “Wetenschappelijk Onderzoek” volledig is vervangen door het bedrijfsgerichte “innovatie”, maar ook over armoedebestrijding klinkt de regering laconiek: “De realisatie van de armoededoelstellingen van het Pact 2020 is dan ook een taak van elke Vlaamse minister”.[32] Van een systematische aanpak van de steeds groter wordende armoedeproblematiek (bijna 1 op 10 Vlamingen leeft in armoede), is geen sprake. In tegendeel, enkele maatregelen, zoals de gratis elektriciteit en gratis gaslevering aan gezinnen worden afgeschaft, en de nettarieven gaan omhoog om de tekorten van de voorbije jaren op te vangen.[33]

Ook voor sociale woningbouw is er geen plaats in het regeerakkoord. Er wordt geen enkel engagement ingeschreven, en geen enkel budget voorzien voor de bouw van nieuwe sociale woningen, de Vlaamse regering stelt zelfs onomwonden dat “de belangrijkste partner op de huisvestingsmarkt de private sector is.”[34] Over de rol van de overheid om via onder meer sociale woningbouw te voorzien in degelijke, betaalbare woningen, ook voor wie het financieel minder goed heeft, wordt met geen woord gesproken.

Zijn besparingen onafwendbaar, en wat is het alternatief?
De koers die de nieuwe Vlaamse regering zal voeren is overduidelijking: een duidelijke ramkoers tegen de georganiseerde arbeidersbeweging, werkenden, jongeren en mensen die leven van een uitkering. De regeringsverklaring voorziet een collectieve verarming en sociale achteruitgang om de winsten en privileges van een kleine minderheid op peil te houden.

Eén ding moet duidelijk zijn: dit is wat het kapitalisme ons vandaag, anno 2014, nog te bieden heeft: slechte jobs, lagere lonen, minder sociale voorzieningen en minder zekerheden, terwijl een kleine minderheid zich verder kan verrijken. Het systeem is op, voorbijgestreefd, en hopeloos vastgereden in haar eigen tegenstellingen. Het Vlaams Regeerakkoord is niet meer dan de politieke uitdrukking van die situatie. Weliswaar stelt deze nieuwe regering de zaken iets brutaler, directer en provocerender voor dan wat we na 25 jaar sociaaldemocratische regeringsdeelname gewoon zijn in België, maar in weze blijft de politiek die gevoerd zal zijn dezelfde die alle traditionele partijen, ook Groen! en SP.a tijdens hun regeringsdeelname doorgevoerd hebben. We moeten dus niet veel verwachten van de “officiële linkse oppositie” in Vlaanderen.

Dat dit regeerakkoord – behalve bij een aantal overtuigd-rechtse omhooggevallen bimbo’s zoals het KVHV[35] en Voka[36] – niet op veel enthousiasme bij de bevolking zal kunnen leiden, is logisch. Velen zullen angstig afwachten om te zien hoe deze regering hun levenskwaliteit zal raken en aanvallen. Het gebrek aan grote, collectieve strijdbewegingen die echte overwinningen tegenover het besparingsbeleid hebben kunnen afdwingen leidt tot veel apathie, onzekerheid en een gebrek aan zelfvertrouwen bij brede lage van de bevolking om deze lawine van besparingen te kunnen stoppen. De werking van het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering is bovendien ondemocratisch: in principe kan de Vlaamse regering niet “vallen” voor het einde van haar regeerperiode, nieuwe verkiezingen zijn niet mogelijk. Diegenen die dus aangeven om te wachten tot volgende verkiezingen om eventueel te reageren tegen deze regering, veroordelen ons dus tot 5 jaar apathie en berusting, zonder enig perspectief dat de besparingen daarna kunnen worden teruggedraaid, of zelfs maar worden gestopt.

Vertrouwen in de mogelijkheden om via collectieve strijd overwinningen te boeken tegen het patronaat en haar asociale regering zal een belangrijke factor zijn bij het al dan niet kunnen stoppen van bepaalde aanvallen. De regering wil een aantal tests doorvoeren, zoals met de verhoging van het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs. Kom er geen of weinig reactie, zullen de aanvallen de komende jaren alleen nog maar harder en steviger worden. Voorbeelden in Italië, Ierland, Spanje, Portugal of Griekenland tonen aan dat er in principe geen remmen staan op hoe ver het patronaat bereid is haar regeringen te laten gaan in aanvallen tegen de arbeidersbeweging.

In de eerste plaats is er dus systematisch en hard verzet nodig bij elke vorm van besparing of aanval die de Vlaamse regering zal voeren. Elk verzet zal het moeilijker maken voor de regering om met een volgende aanval te komen. Laat dus elke aanval beantwoord worden door stevig verzet, elke provocatie door een stevige collectieve actie.

Maar er is meer nodig: er is een absolute noodzaak om de verschillende verzetsbewegingen en de organisaties die daarin actief zijn te verenigen in één groot verzetsfront. De manier waarop dit verzetsfront er precies moet uitzien zal afhangen van hoe de strijd zich ontwikkelt, maar sowieso moet het een organisatie worden waarin verschillende strijdbewegingen en organisaties elkaar kunnen vinden, en samen kunnen discussiëren over tactieken, strategieën, programma’s, en hoe bewegingen en organisaties elkaar wederzijds kunnen versterken. Jammer genoeg is de PVDA er langs Vlaamse zijde niet in geslaagd verkozenen te halen, maar toch denken we dat de verwachtingen die deze partij de voorbije jaren heeft gecreëerd bij vele jongeren en werkenden om een rol te spelen in het verzet kunnen worden verwezenlijkt. Tegelijk moet het verzetsfront ook een open houding aannemen naar vakbondsdelegaties, sectoren en zelfs centrales die bereid zijn te breken met het idee van collectieve verarming door besparingen geleidelijk aan te aanvaarden, en die een rol willen spelen in de uitbouw van het verzetsfront.

Voor LSP is zo’n verzetsfront uiteindelijk een eerste stap naar de creatie van wat wij al enkele jaren een nieuwe arbeiderspartij noemen: een democratische en brede politieke organisatie, waarin de reeds bestaande echte linkse partijen, vakbondsorganisaties en andere organisaties die op hun terrein de strijd organiseren tegen de gevolgen van de crisis van dit systeem, elkaar kunnen vinden, en samen discussiëren over het organiseren van de strijd, en over welk alternatief tegenover dit systeem. Voor LSP is zo’n alternatief uiteraard een democratisch socialisme, waarin de enorme rijkdommen die in deze maatschappij collectief beheerd worden naar de behoeften van eenieder.
Maar ook in tussentijd zullen militanten van LSP overal waar ze actief zijn een rol spelen in de strijdbewegingen die zullen ontstaan. We zullen tussenkomen op stakingspiketten, betogingen en acties met ons programma en perspectieven, en daar waar we de krachten hebben, ook actief meebouwen aan de beweging. Zo zullen we zeker ook in het hoger onderwijs de handschoen opnemen, en bouwen aan een stevig verzet tegen de eerste testaanval die deze Vlaamse regering heeft opgezet. Als Bourgeois een klassenoorlog wil, kan hij ze wat ons betreft krijgen!



[1] Het Vlaams Regeerakkoord staat nog niet online op de website van het Vlaams Parlement, maar er is wel al plaats voorzien: http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=924688 Voorlopig kan het gelezen worden op de website van deredactie.be: http://deredactie.be/polopoly_fs/1.2040981!file/Het_regeerakkoord_Vlaamse_Regering_2014_2019(1).pdf
[2] Vlaams Regeerakkoord, p. 4
[3] Idem, p. 9
[4] Idem, p. 64
[5] Idem, p. 64
[6] Cijfers Vlaams minister bevoegd voor Bestuurszaken Geert Bourgeois in de regering Peeters II, Geert Bourgeois, op de webpagina van de NVA: http://www.n-va.be/nieuws/75-procent-minder-ambtenaren-in-vlaanderen-minister-bourgeois-overtreft. Deze cijfers omvatten niet de arbeidsplaatsen in het onderwijs, welzijn en het openbaar vervoer.
[9] Vlaams regeerakkoord, p. 12
[10] Idem, p. 33
[11] Idem, p. 35
[12] Idem, p. 34
[13] Idem, p. 105
[16] Vlaams regeerakkoord, p. 40
[17] Idem, p. 40
[18] Idem, p. 41
[19] Idem, p. 52
[20] Idem, p. 97
[21] Idem, p. 103
[22] “We focussen de rol en de financiering van de pedagogische begeleidingsdiensten terug op de ondersteuning van leraren”, Vlaams Regeerakkoord p. 103. Vandaag staan pedagogische begeleiders in sommige scholen de leerkrachten als extra personeel rechtstreeks bij in het begeleiden van de leerlingen, hetgeen voor sommige scholen een levensnoodzakelijke ondersteuning is. Worden ook deze taken verder doorgeschoven naar de individuele leerkracht?
[23] Vlaams Regeerakkoord, p. 98
[24] Idem, p. 100
[26] Vlaams Regeerakkoord, p. 101
[27] Idem, p. 13
[28] Idem, p. 38
[29] Idem, p. 86
[30] Idem, p. 63
[31] Idem, p. 137
[32] Idem, p. 10
[33] Idem, p. 88
[34] Idem, p. 90
[36] VOKA geeft de Vlaamse regering een historisch hoge score van 17/20 Zie: http://www.standaard.be/cnt/dmf20140724_01189939

donderdag 6 maart 2014

Sociaal energiebeleid: over de BTW-verlaging, groene energie en nationalisatie

Eind november 2013 besloot de federale regering om van 1 april 2014 tot en met eind 2015 de BTW op elektriciteit te verlagen van 21% naar 6%. Vooral vice-premier Johan Vande Lanotte had aangedrongen op zo’n verlaging, hoewel hij er zelf niet de uitvinder van was: de linkse partij PVDA beschouwt het al jaren als een fundamenteel onderdeel van haar energiebeleid. De regering was wél innovatief in haar redenen om de BTW-verlaging door te voeren: het zou er voor zorgen dat de overschrijding van de spilindex, voorzien voor juni 2014, 6 maanden zou kunnen worden uitgesteld tot december 2014, en stevige besparing op ambtenarenlonen, en vooral – nog belangrijker – een cadeau voor de bedrijven.

Effecten van de maatregel voor een gemiddeld gezin
Een gemiddeld Belgisch gezin verbruikte, volgens distributienetbeheerder Eandis, in 2012 zo’n 3.500 kilowattuur elektriciteit, en betaalde daar zo’n 837€ per jaar voor[1]. In dat bedrag zit zo’n 145€ BTW (aan een BTW-tarief van 21%). Een BTW-verlaging naar 6% zou dit gemiddelde gezin dus een besparing opleveren van een kleine 104€ op jaarbasis. Dit uiteraard op voorwaarde dat de elektriciteitsprijzen in dezelfde periode niet wijzigen, én dat het elektriciteitsverbruik gelijk blijft.

Tegelijkertijd had datzelfde Belgische gezin, volgens de cijfers van het Huishoudbudgetonderzoek van de FOD Economie, in 2012 zo’n 33.936€ netto-inkomsten[2]. Een indexering van dit bedrag zou het gezin zo’n 678,72€ extra inkomsten opleveren per jaar. Het uitstellen van de indexsprong in 2014 met 6 maanden betekent een koopkrachtverlies van 339,36€, ruim drie keer meer dan de besparing op BTW op elektriciteit!

Maar daarmee zijn we er nog niet: de expertengroep die de Nationale Bank bijeenbracht om in opdracht van de regering de maatregel te bestuderen, berekende dat de maatregel ook de komende jaren telkens het overschrijden van de spilindex zou uitstellen: 3 maanden uitstel in 2015, en telkens 2 nogmaals twee maanden voor 2017 en 2018[3]! Dit wil zeggen dat, bij gelijke inkomsten en energieprijzen, de maatregel de gezinnen in 2015 nogmaals 169,68€ doet verliezen, en telkens 113,12€ in de daaropvolgende jaren!
Bovendien is de BTW-verlaging door de regering voorlopig aangekondigd als een tijdelijke maatregel, die eind 2015 opnieuw zou worden geëvalueerd, en eventueel terug zou kunnen worden ingetrokken. Maar zelfs indien de maatregel blijft bestaan, zorgt ze voor een stevige achterstand voor de index, die de komende jaren niet meer wordt ingehaald. De meerderheid van de gezinnen verliest dus koopkracht, in plaats van er op te winnen.

Ook voor de openbare financiën draait de maatregel niet gunstig uit. Verlagen van de BTW zorgt voor minder inkomsten voor de overheid. De regering meende dat deze minderopbrengst zou kunnen worden opgevangen door minder uitgaven op ambtenarenlonen, en doordat lagere loonkosten meer jobs, en dus meer belastingen zouden opleveren. Ook op dat vlak moest de Expertengroep van de Nationale Bank de gevoelens enigszins temperen: daar waar de regering in eerste instantie sprak van de creatie van 15.000 nieuwe jobs door de maatregel, schatten de Experten dat slechts 7.930 nieuwe banen konden verwacht worden. We kunnen uiteraard nog enkele kritische kanttekeningen maken bij het idee dat lagere lonen zorgen voor meer jobs, een veronderstelling die zeer twijfelachtig is als we kijken naar alle lastenverlagingen van de voorbije jaren, maar zelfs àls het waar is, rekende de Nationale Bank voor dat de BTW-verlaging in 2014 een positief effect zal hebben op de overheidsfinanciën van 52 miljoen € voor 2014 (vooral door lagere ambtenarenlonen), maar dat dit in 2015 omslaat naar een negatieve impact van maar liefst 526 miljoen €, en gemiddeld zo’n 350 miljoen € per jaar voor de jaren 2016, 2017 en 2018![4]

Wie wint er dan wel? In de eerste plaats: de bedrijven. Met een loonmassa in de private sector van zo’n 135 miljard €, zou de theoretische winst van het uitstellen van de automatische indexering van de lonen de bedrijven zo’n 1,35 miljard kunnen opleveren. Echter, doordat de manier waarop er met de loonindexering in de privé wordt omgegaan sterk afhankelijk is van sector tot sector, is de uiteindelijke opbrengst moeilijk te berekenen: de regering sprak in de pers zelf van zo’n 500 miljoen €[5]: een stevig cadeau voor het patronaat, betaald door de gezinnen en besparingen op publieke uitgaven!

BTW is asociale maatregel
Socialisten beschouwen de zogenaamde “Belasting over de Toegevoegde Waarde”, BTW, als een asociale vorm van belasting. Het is een belasting die immers telkens de eindverbruiker van een goed treft, meestal de gewone bevolking. Bedrijven recupereren de BTW die ze betalen, het is voor hen dus geen kost die van de winst moet worden afgetrokken. Bovendien is de BTW, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de bedrijfsvoorheffing die men op een arbeidsinkomen betaalt, niet gedifferentieerd op basis van de hoogte van het inkomen: door telkens dezelfde aanslagvoet te heffen, weegt deze belasting zwaarder door voor lage inkomens dan voor de hogere inkomens. Het solidariteitsmechanisme “de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten” is niet van toepassing op de BTW.

Daarom ook zijn socialisten principieel voor de afschaffing van de BTW. Echter, vandaag vormt de BTW één van de belangrijkste inkomstenbronnen voor de overheid: 26,6% van alle fiscale inkomsten, of 26,7 miljard €, kwam in 2013 voort uit BTW, enkel de bedrijfsvoorheffing (belasting op arbeidsinkomen) deed beter met 40,8% van de fiscale inkomsten. Ter vergelijking: de bedrijven in ons land droegen datzelfde jaar slechts 12,2 miljard € bij aan de schatkist, een luttele 12,1%![6]

Het afschaffen van de BTW kan dus niet zonder alternatief. De werkende bevolking draagt in België relatief al bijzonder veel bij aan de overheidsfinanciën: we moeten dus in de eerste plaats kijken hoe de gigantische winsten en rijkdommen die de 1% rijksten in ons land bijeenschrapen kunnen gemobiliseerd worden om te investeren in degelijke openbare diensten. Anders zal het schrappen of verlagen van de BTW een enorme besparingsoperatie op alle openbare diensten én de sociale zekerheid inluiden[7].

Net zoals bij de discussie over een belasting op grote fortuinen of op de superwinsten van de bedrijven, raakt de discussie over het afschaffen van de asociale BTW meteen aan de grenzen van wat mogelijk is binnen het kapitalisme. Zolang de productiemiddelen en het grootste deel van de rijkdommen die ter wereld worden geproduceerd in handen blijven van een absolute minderheid, zal die minderheid al haar macht en invloed gebruiken om elke poging dat te wijzigen tegen te werken. Een fiscale hervorming leidt dus meteen tot de discussie rond de nationalisatie van de financiële sector, de controle op financiële transacties, en het beslissingsrecht van wat er met de winsten en rijkdommen in de maatschappij moet gebeuren.  

Energieprijzen en prijscontrole
Op die manier kunnen we ons ook de vraag stellen of een verlaging van de prijs van elektriciteit wel moet gebeuren door het deel van de prijs dat naar publieke opbrengsten gaat te verlagen? Wat met de gigantische winsten en kosten die worden doorgerekend door de elektriciteitsproducenten en de distributeurs? Wat met de chantage die bedrijven zoals Electrabel gebruiken bij discussies rond prijzen of nucleaire energie?

Eén ding is immers duidelijk: de energieprijzen blijven, de maatregelen van de regering rond prijscontrole ten spijt, veel te hoog, en steeds meer gezinnen slagen er niet meer in om de energierekening voor basisbehoeften als warm water, verlichting, verwarming of een koelkast te betalen. In 2012 werden meer dan 80.000 gezinnen door hun elektriciteitsmaatschappij aan de deur gezet wegens wanbetalingen, zij krijgen nu het hogere tarief van de netwerkverdeler aangerekend. Nog eens 106.000 gezinnen moesten een afbetalingsplan aangaan om hun factuur te betalen[8]. In Vlaanderen werd bij zo’n 44.000 gezinnen een budgetmeter voor de elektriciteit geplaatst, in Wallonië gaat het zelfs om 112.000 gezinnen[9]! In Brussel bestaat dit systeem niet, en kan een elektriciteitsleverancier zijn klanten veel moeilijker dumpen, maar dit wil niet zeggen dat ook daar de energierekening voor veel gezinnen elke maand niet een zware dobber is. Gemiddeld geeft een Belgisch gezin zo’n 5,77% van haar inkomen aan energie, maar bij de armste 25% van de bevolking is dit meer dan 10%[10].

Tegelijkertijd maken de aandeelhouders van de Belgische energiebedrijven mooie sier. Na jaren van recordwinsten (een winst van 1,2 miljard € in 2012, toen een stijging van 48% in vergelijking met het jaar ervoor[11]) verraste Electrabel in 2013 vriend en vijand door voor het boekjaar 2012 een verlies van 105,7 miljoen € aan te kondigen, het eerste negatieve jaarresultaat voor het bedrijf sinds haar ontstaan[12]. In het kluwen van dochteraannemingen, interne verrekeningen en doorschuivingen van middelen is het onmogelijk om na te gaan hoe de cijfers enkel voor België waren, maar het bedrijf liet wel uitschijnen dat het verlies vooral te maken had met dalende inkomsten in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Nederland, terwijl de inkomsten in België wél stegen. Electrabel stelde wel dat de maatregelen die de Belgische regering de voorbije jaren had genomen in de energiesector, zoals de nucleaire rente van 480 miljoen € die het bedrijf betaalde voor het langer openhouden van de kerncentrales, of de bevriezing van de energieprijzen door de regering in 2012. Electrabel vertelt daarbij wel niet dat ze de nucleaire rente fiscaal mag aftrekken, én dat het op haar megawinst in 2012 door creatief boekhouden slechts 12,5 miljoen € vennootschapsbelasting betaalde, een aanslagvoet van 1,05%: slechts een fractie van de officiële aanslagvoet van 33,99%. 

Maar Electrabel bleek nog wel over wat meer zaken te zwijgen bij het neerleggen van haar jaarverslag en jaarrekening. Midden februari 2014 bleek dat het bedrijf middelen had doorgesluisd naar haar moederonderneming GDF Suez. Electrabel kocht haar gas aan bij de holding aan veel te hoge prijzen, waardoor het bedrijf een fictief verlies in de boeken kon schrijven, en dus geen belastingen moest betalen in België[13]. Ook de Belgische gemeenten werden de dupe van de constructie: geen winst betekende voor hen immers ook géén dividenduitkering. Zo werd nogmaals aangetoond hoe het bedrijf door creatief boekhouden systematisch belastingen ontwijkt, of zelfs ontduikt, te hoge prijzen aanrekent voor energie, en haar publieke aandeelhouders oplicht.

De vraag die we ons kunnen stellen is hoe dergelijke zaken kunnen voorkomen worden, zolang het bedrijf in handen blijft van (buitenlandse) privé-aandeelhouders die enkel oog hebben voor hun winstuitkering op het einde van het boekjaar. Officieel voert de regering nu al vele jaren een systematische strijd tegen Electrabel en haar Franse moederholding GDF Suez om te proberen verhinderen dat een kleine minderheid van aandeelhouders massale winsten boekt op de kap van miljoenen gezinnen in ons land. De regering weigert echter het privébezit in de energiesector in vraag te stellen, en weet vaak gewoon niet hoe te reageren op wantoestanden: de fraudeconstructie die Electrabel in 2012 opgezet heeft was bij de regering reeds in september 2013 bekend. Bevoegde ministers Wathelet en Vande Lanotte hadden geen idee hoe ze dit konden aanpakken, en besloten dus te zwijgen.[14] Electrabel “aanpakken” kan blijkbaar alleen als het electoraal loont…

Groene energie en kernuitstap
Enerzijds zijn de grote elektriciteitsproducenten absoluut niet geneigd om de noodzakelijke investeringen te doen in technologieën rond hernieuwbare energie, of om mee te werken aan de afbouw van kernenergie. Investeringen zijn voor kapitalisten enkel interessant indien ze op korte termijn rendement opleveren. De multinationals die de Belgische elektriciteitssector domineren zijn niet geïnteresseerd in de enorme maatschappelijke voordelen van hernieuwbare energie of de kernuitstap. 

Diezelfde bedrijven zullen ook alle middelen die hen ter beschikking staan gebruiken om te vermijden dat ze op een bepaald moment gedwongen worden tot veranderingen. Terwijl in de nasleep van de kernramp in Fukushima over de hele wereld vragen worden gesteld over de veiligheid van kernenergie, lanceert het “Nucleair Forum” begin 2012 in België een groots opgezette mediacampagne onder de noemer “Stoot kernenergie CO2 uit?”. Het Forum is opgericht door bedrijven en organisaties zoals Electrabel, Agoria, Luminus, Synatom en Tractebel, die elk rechtstreeks belang hebben bij een positieve berichtgeving rond kernenergie[15]. Het Forum voert PR-campagnes die de bevolking moeten overtuigen dat kernenergie veilig, proper en goedkoop is. Het Forum blinkt vooral uit in het verspreiden van halve waarheden en dubieuze informatie[16], en treedt zo vooral op als propagandamachine voor de grote traditionele private elektriciteitsproducenten. “Als we niet te beschaamd zijn het te denken, moeten we niet te beschaamd zijn het te zeggen”, zullen ze, Cicero indachtig, bij Electrabel moeten denken…

Maar soms is zelfs dat niet genoeg. In 2012 sloot Electrabel twee centrales (Ruien, Oost-Vlaanderen en Les Awirs, Luik), terwijl op dat moment de discussie over een gebrek aan productiecapaciteit voor elektriciteit in België ten volle liep. De beslissing was des te meer opmerkelijk aangezien Electrabel nauwelijks een week voor de aankondiging van de sluiting een rapport had uitgebracht waarin het waarschuwde voor ernstige stroomtekorten, en zelfs stroompannes vanaf 2014, ten gevolge van de politiek van taksen op energie, en de geplande kernuitstap. Electrabel lijkt hier dus te werken aan een “selffulfilling prophecy”: eerst de productiecapaciteit voor energie afbouwen, om daarna vast te stellen dat de elektriciteitsproductie in België niet kan worden gewaarborgd zonder de kernuitstap uit te stellen.

Maar ook jonge, nieuwe bedrijven, die zich specifiek op die hernieuwbare energiebronnen richten, ontsnappen niet aan de beperkingen die de vrijemarkteconomie bepalen. Dergelijke bedrijven hebben vaak veel opstartkapitaal nodig, terwijl ze pas op langere termijn beginnen renderen. De recente neergang van het Oostendse groene energiebedrijf Electrawinds is typerend: de nieuwe milieuvriendelijke technologieën die het bedrijf gebruikt vragen veel investeringen, maar investeerders komen niet over de brug met de nodige centen wanneer hen geen mooi rendement kan beloofd worden. Bij gebrek aan privé-investeerders zocht het bedrijf haar soelaas bij 137,5 miljoen € investeringen uit publieke middelen[17]. Daarnaast werden ook particuliere spaarders met valse voorwendsels aangezet om te investeren in het bedrijf: zo’n 4.000 gezinnen investeerden via de coöperatieve Groenkracht elk enkele duizenden euro’s, goed voor in totaal 18 miljoen €[18]. Onder meer Testaankoop zette gezinnen aan om te investeren in het bedrijf[19], dat leek gesteund te worden door een hele rits publieke organisaties en politieke kopstukken: SP.a-er Johan Vande Lanotte is dan zelfs voorzitter van het bedrijf: blijvende publieke steun lijkt dus gegarandeerd.

Maar het bedrijf kan de mooie winstperspectieven niet waarmaken. Wanneer het bedrijf eind 2013 in betalingsmoeilijkheden komt, gaan de ballen aan het rollen. Al snel blijkt dat de grote investeerders in het bedrijf ongeoorloofd gespeculeerd hebben, zowel bij Electrawinds zelf (CEO Luc Desender[20]), als bij de zogenaamde “coöperatieve” Groenkracht[21]. Allen probeerden ze vooral hun eigen portefeuille en rendement veilig te stellen, de toekomst van het bedrijf, en van de publieke en kleine aandeelhouders kwam op de tweede plaats. Vandaag wordt het bedrijf dag na dag ontmanteld, en gaan de meest rendabele brokken naar opportunistische investeerders. 

Ook in de zo belangrijke energiesector blijkt het kapitalisme voortdurend op haar eigen limieten te stoten: veelbelovende nieuwe technologieën worden niet toegepast omdat het niet past binnen een strategie van kortetermijnwinsten. Een energiesector in private handen is niet in staat om de steeds ouder wordende kerncentrales te sluiten, en massaal om te schakelen naar alternatieve energiebronnen.

Welk alternatief?
Voor socialisten is het alternatief duidelijk: een volledige (her)nationalisatie van de energiesector, zowel productie, distributie, onderzoek en ontwikkeling in de sector moet in publieke handen worden gebracht. Bij zo’n nationalisatie kan er geen sprake zijn van vergoedingen voor de grote kapitalisten die de sector grotendeels in handen hebben, enkel voor kleine spaarders, op basis van bewezen noden.

Zo’n publieke energiemaatschappij beheert niet enkel de productie en distributie van energie, maar coördineert ook de investeringen en het onderzoek naar nieuwe, milieuvriendelijke technologieën. Aan de consumenten wordt goedkope, of zelfs gratis, energie geleverd, terwijl de winsten van het bedrijf worden geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling van groene energie. Er komt een plan voor een kernuitstap op korte termijn, waarin de elektriciteitsproductie verzekerd wordt door massale investeringen in hernieuwbare energie.

Het is duidelijk dat zo’n scenario onrealistisch is binnen een kapitalistische economie. Om maar één voorbeeld te geven: via belastingen, taksen en vergoedingen gaan heel wat middelen vanuit de sector naar de verschillende overheden in ons land: vooral de gemeenten hebben deze inkomsten broodnodig voor de openbare dienstverlening. Bij een nationalisatie moet ook hiervoor een oplossing worden gevonden.

De discussie over de nationalisatie van de energiesector is dus slechts een begin van een veel bredere discussie over welke maatschappij waarin we willen leven. Recent publiceerde Forbes haar jaarlijkse ranking van miljardairs: in 2013 vervoegden 268 nieuwkomers dit selecte clubje, dat nu 1.645 individuen telt. Samen bezitten ze 6.400 miljard $, meer dan het BNP van een land zoals Japan[22]. Eerder publiceerde Oxfam reeds een rapport waarin het aanklaagt dat slechts 85 individuen evenveel bezitten als de 50% armsten op aarden (3,5 miljard mensen), het rijkste 1% van de bevolking bezit meer dan 110.000 miljard $, zowat de helft van alle rijkdom op aarde. Het rapport toonde zwart op wit aan dat tijdens de crisis de rijksten alsmaar rijker worden, de armsten steeds armer.[23]

Het mobiliseren via die enorme rijkdommen, om ze te investeren in hernieuwbare energie, maar ook in onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer, sociale zekerheid, wetenschap en technologie zou een enorme sociale en technologische vooruitgang teweegbrengen voor de hele wereldbevolking. Laten we komaf maken met het kapitalistisch systeem dat zoiets verhindert, en gaan voor een democratisch socialisme, waarin dat eindelijk mogelijk wordt!


[1] Cijfers Eandis over gemiddelde elektriciteitsfactuur Belgische gezinnen 2012: te vinden op http://www.eandis.be/eandis/klant/k_4285.htm
[3] Nationale Bank: “Nota voor Nota voor de Ministerraad - Analyse van de twee hervormingsvoorstellen: verlaging van de BTW op elektriciteit en verlaging van de loonlasten in de specifieke zones”, door de Expertengroep 'Concurrentievermogen en Werkgelegenheid' (EGCW) - november 2013:
 
http://www.nbb.be/doc/ts/publications/other/Report_GECE_November_2013.pdf, p. 10
[4] Idem, p. 17
[5] Zie uitspraken Alexander De Croo http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/politiek/1.1770487. De Croo verwijst naar het rapport van de Expertengroep dat hierboven reeds werd geciteerd, maar wij konden in dat stuk geen berekening van de loonkostenvermindering in de privésector terugvinden.
[6] Het gaat hier om alle inkomsten van de Federale Overheid en de Gewesten. Cijfers terug te vinden in het “Fiscaal Memento 2013”, gepubliceerd door de FOD Financiën, te vinden op http://financien.belgium.be/nl/binaries/FiscaalMemento2013_NL_tcm306-216807.pdf
[7] De inkomsten uit BTW worden door de Federale overheid verdeeld tussen de Europese Unie, de federale staat, de gemeenschappen en de sociale zekerheid. Dit gebeurt volgens een vastgelegde verdeelsleutel, de zogenaamde affectatie.
[10] Zie “Energiearmoede in België”, rapport 2011 door de ULB en UA: http://www.mi-is.be/sites/default/files/doc/energiearmoede_in_belgie.pdf
[14] http://de-bron.org/content/belgi%C3%AB-en-de-gemeenten-gerold-door-frankrijk
[16] Zo blijkt de bewering van het Nucleair Forum dat kernenergie minder CO2 uitstoot dan andere productiemethodes niet helemaal te kloppen: http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/buitenland/Klimaat/1.624882
[17] Investeringen door het Vlaams Gewest (GIMV en PMV) de Federale overheid (FPIM) en de privaat-publieke investeringsmaatschappij (DG infra+).